info@judaica-zwolle.nl
Stichting Judaica Zwolle
Judaicanon

Judaicanon Venster 8 - Aletta Jacobs en de joodse feministes

Rond 1900 stond een aantal vrouwen op om te strijden voor de verbetering van de positie van de vrouw: de eerste feministische golf. Het ging om kiesrecht, onderwijs, financiële onafhankelijkheid en om het recht op geboortebeperking. Onder hen bevonden zich relatief veel joodse vrouwen die vaak een koplopersfunctie vervulden.

De bekendste onder deze Nederlands-joodse feministen was Aletta Jacobs (1854-1929). Zij was in alles de eerste: in 1870 was ze de eerste vrouw op de HBS; ze was de eerste vrouw in Nederland die met speciale toestemming van Thorbecke medicijnen mocht studeren én mocht afstuderen; ze was de eerste vrouw die promoveerde én de eerste vrouw die zich met hart en ziel inzette voor kiesrecht, geboortebeperking en betere arbeidsomstandig-heden voor vrouwen. In 1894 richtte zij samen met Wilhelmina Drucker de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht op. Wereldwijd kreeg ze bekendheid als lid van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht. Tientallen instellingen, straatnamen en pleinen zijn naar haar vernoemd.

Rond Aletta Jacobs opereerde een groep vrouwen die net als zij vochten voor vrouwenrechten. Een van hen was Aletta's oudere zus Charlotte (1847-1916). Zij studeerde farmacie en vertrok na haar studie naar Nederlands-Indië om directrice op een meisjes-HBS te worden. Ze kreeg de baan echter niet en begon een apotheek in Batavia, vijfentwintig jaar lang de enige in Nederlands-Indië. Ze probeerde het leven van Indische meisjes te verbeteren o.a. door een vereniging op te richten voor de verbetering van onderwijs voor meisjes. Ook richtte ze een verpleegsters-opleiding op. Na haar dood ging het grootste deel van haar vermogen naar het Charlotte Jacobs Studiefonds, dat een academische studie voor 'Indische meisjes met aanleg' bekostigde.

Betsy Bakker-Nort (1874-1946) ontwikkelde zich als vertaalster. In Scandinavië werd ze getroffen door de veel zelfstandiger positie van vrouwen. Ze schreef artikelen voor het feministische tijdschrift Belang en Recht. Met Aletta Jacobs trok ze door het land om vrouwen wakker te schudden. Ze ging rechten studeren en werd dankzij het passieve kiesrecht in de Tweede Kamer gekozen voor de Vrijzinnig-Democratische Bond. Tot haar dood verzet zij zich tegen de wettelijke handelingsonbekwaam-heid van gehuwde vrouwen, die pas tien jaar later in 1956 zou worden rechtgezet.

Emmy Belinfante (1875-1944) stamde uit een Portugees-joodse familie. Zij was een succesvol journaliste. Als eerste in de Nederlandse dagbladjournalistiek kreeg ze in 1905 een eigen vrouwenrubriek bij het Haagse blad Land en Volk. Daarin schreef ze o.a. over de sociale positie van vrouwen. Veel artikelen over de strijd voor vrouwenrechten verschenen van haar hand in diverse bladen. In haar boek De triomf van het wanbegrip bestreed ze het idee van het huwelijk als hoogste goed. In 1944 kwam er in de gas-kamers van Auschwitz een einde aan haar leven.
 
Roosje Vos (1860-1932) groeide op in het Israëlitisch Meisjes-weeshuis in Amsterdam, waar zij het vak van naaister leerde. Eenmaal volwassen richtte zij verschillende verenigin-gen op waar ontslagen naaisters aan het werk konden. Die mondden in 1898 uit in de Algemene Nederlandse Naaisterbond, een vakbond die vrouwen hielp financieel onafhankelijk van hun man te worden. Haar rechterhand was Sientje Preijs, secretaris van de bond, die zich daarnaast ontwikkelde als schrijfster.

Rosa Manus (1881-1943) was een jongere vriendin van Aletta Jacobs. Zij was internationaal georiënteerd en reisde als vrouwenactiviste en pacifiste de wereld rond. Zij organiseerde in 1913 een tentoonstelling over de positie van de vrouw van 1813 tot 1913, en in 1915 samen met Aletta Jacobs een vrouwencongres. In 1935 was zij medeoprichter van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging, dat in de oorlog verloren ging maar in de Sovjet-Unie werd teruggevonden. Wegens haar pacifistische opvattingen werd zij in de oorlog door de Nazi's gevangen gezet en later afgevoerd naar Ravenbrück, waar zij in 1943 omkwam.

Dat vooral joodse vrouwen zich zo inzetten voor het feminisme heeft ongetwijfeld zijn oorzaak in de joodse antipathie tegen onrechtvaardigheid en de traditionele drang om te leren en zichzelf te verbeteren.

Bron: Aletta en haar strijdgenoten, door Elise Vermeeren en Esther Voet, NIW 16 juli 2010.

Ingebracht door:
Redactie van het Judaica-Bulletin.
Gepubliceerd: Judaica-Bulletin 24, 1